In de visserij is er elke dag werk. Ook op de visveilingen, de schakel tussen vissers en handelaren, is er elke dag iets te doen. Het is een levendig bedrijf, met eigen wetten, eigen gewoonten, veel afwisseling en een eigen taaltje:
Afslag:
Algemeen begrip voor de veiling, genoemd naar het afslaan van de veilingklok door een handelaar op het moment dat de door hem gewenste prijs is bereikt.
Afslager:
Degene die alszodanig de veilingklok bedient.
Dagboot:
Relatief kleine vissersboten die ’s avonds uitvaren en de volgende dag terugkomen. De bemanning bestaat meestal maar uit 3 personen.
Dockshelter:
Beladingstunnels met temperatuurregeling
Flessen:
Inktvis
Hammen:
Staart van zeeduivel
Hondjes:
Kleine haaitjes
Hornaart:
Bressiaans voor garnaal
Mijnen:
Het akkoord gaan van een handelaar met een op de veilingklok bereikte prijs. Toen er nog geen klok gebruikt werd, noemde de afslager de telkens lagere prijzen en riep de handelaar “mijn” als hij de partij vis tegen de op dat moment genoemde prijs wilde kopen.
Mooie meid:
Heek
Peken:
Sorteren van vis
Rode soldaat:
Engelse poon
Veilingklok:
Grote, ronde wijzerplaat in de veilingzaal, met een wijzer die van hoog naar laag langs de voorgestelde prijzen loopt
Vismijn:
Een ander woord voor afslag, wordt vooral in Zuid-Nederland gebruikt
|